Wandkleden, Quilten en Antependia

In de late Middeleeuwen kende men meerdere beroeps aanduidingen voor diverse toegepaste textiel technieken: cultstickers, porpointstickers en borduurwerkers. (Zie: Sakia de Bodt)
Naast het functionele gebruik van textiel bestaan vanouds decoratieve mogelijkheden van textiel. We hebben het in dit artikel niet over kleding maar over textiel waarbij meerdere technieken gebruikt worden voor meerdere toepassingen.

Het matras en de deken.

Bij de romeinen kennen we twee lagen textiel die gevuld werden met los materiaal.
Veren, dons, hooi, stro, riet, wol en linnen stroken konden het vulmateriaal zijn. 
Om het losse materiaal goed te verdelen tussen de bovenlaag en de onderlaag werden dergelijke textielproducten doorgestikt. Vergelijk de tegenwoordige dekbedden die uit meerdere compartimenten bestaan.
Deze doorgestikte stoffen waren geschikt als bescherming tegen koude, als schokdempers bij de wapenuitrusting of als matras.
In de romeinse legerplaats Noviomagum waren volgens A. Moonen zeker matrasmakers en handelaren in dergelijke ‘culcitae’ aanwezig. Onder je een comfortabel matras betekende al snel een sierlijker en dunnere variant over je heen als deken. (Zie: An Moonen)

Aangezien lappen stof vroeger nog niet zo breed waren werden de lapjes aan elkaar genaaid, wat we tegenwoordig patchwork noemen. Vervolgens een onderlaag en vullen. Het geheel werd afgemaakt door het materiaal over het gehele oppervlak door te stikken, wat we tegenwoordig quilten noemen.
Het gebruik van de ‘culcitra’ techniek bleek ook handig voor het maken van beschermende wambuizen (pourpoints) en bekleding op de wanden tegen vochtige en koude muren. De wandbekleding en de dekens werden bij een belegering in de ramen gehangen om pijlen op te vangen. 

Boeiend is de ontwikkeling van de oorspronkelijk Latijnse term in de diverse talen. In het Frans werd het via coultre en coute uiteindelijk het beroep couturier naast het nog steeds bestaande couette voor slaapzak. In het zuiden van Frankrijk ontstond cuilte dat we herkennen in het Engelse quilt. In het Duits werd het Kolter. In ons eigen taalgebied komen wij bij Lancelot en Walewein het woord cuelc tegen en kennen we het middeleeuwse beroep cultsticker. Een culte was in de 14e eeuw een gevulde deken. (Zie: An Moonen)
De formele Latijnse term ‘culcitra punctum’ (doorgestikt matras) werd later in het spraakgebruik ‘courtepoint’ voor zijden versierde dekens en kleden in de beter gesitueerde huishoudens.

Borduren

Creatief als de mens is ligt het voor de hand dat de wijze van doorstikken met meerdere sierlijke patronen werd uitgevoerd. In de luxe sfeer werd zijde gebruikt en zijde was zelfs verplicht als men zilver en gouddraad gebruikte voor de versieringen. Linnen was een alternatief of werd gebruikt voor de onderlaag. Katoen kwam pas in gebruik vanaf 1400.
Een stap verder werd het werken met figuratieve elementen en het toepassen van borduurwerk. Dit leidde tot rijk gedecoreerde dekens, wandkleden en kerkelijke toepassingen zoals bij antependia.