Welvarend Nijmegen in de late 15e eeuw

De vermeende positie als vrije Rijksstad sedert 1230 en de overtuiging gesticht te zijn door Julius Caesar gaf Nijmegen een behoorlijke eigendunk. (“Urbs Gelriae Primaria“) Mede door het onhandige gezag van de Gelderse Hertogen in de 15e eeuw komt meer macht aan de plaatselijke handelselite.  De economische motor dendert door ondanks  conflicten met de onfortuinlijke Karel de Stoute en de oorlogen met Maximiliaan, die het gezag in 1492 uiteindelijk aan Karel van Gelre laat. Karel van Gelre heeft vanwege de eigenzinnigheid van het economisch sterke Nijmegen geen beste relatie met Nijmegen en bevoordeelt Arnhem door de Rijn in 1536 langs Arnhem te leggen.

Julius Caesar sticht Nijmegen, gedrukt in Nijmegen 1487

De vijftiende eeuw was de grote bloeitijd van de middeleeuwse steden. Deze nieuwe samenlevingsvormen kwamen vooral tot bloei in twee gebieden, Noord Italië en de Lage Landen – de Bourgondische erflanden – en deze steden vormden de eigenlijke habitat van de renaissance. (Zie: Norman Davies) Ook Nijmegen daarnaast gelegen in het hertogdom Gelre hoorde tot de grootste en meest invloedrijke steden van wat we nu Nederland noemen. Boven de rivieren was ook Utrecht met ongeveer 20.000 inwoners beeldbepalend. “Als zetel van de bisschop was de stad het kerkelijk centrum van heel Nederland boven de grote rivieren en ook nog Zeeland” (Zie: Twan Geurts pag. 50). Nijmegen als hoofdstad van Gelre met een sterke economie was de invloedrijkste van het grote Gelre maar viel onder het bisdom Keulen en regionaal onder het aartsvicariaat Xanten.
Twan Geurts beschrijft Utrecht rond 1500. Volgens mij is die beschrijving zo over te nemen voor Nijmegen in die tijd:
“Niemand kan nog bevroeden welke aardverschuiving het dan nog katholieke Europa boven het hoofd hangt. De godsdiensttwisten lijken nog ver weg in de relatief rustige provinciestad. Niet overal in Europa zijn de kerkelijke excessen even schrijnend en voelbaar. Een kwart van de priesters deelt het leven met een vrouw, ook al is dat officieel verboden. Maar zo bang zijn de Nijmegenaren niet voor hun zielenheil, ze drijven ijverig handel met de buitenwereld, onderhouden een hecht sociaal leven met elkaar en omzeilen de wetten van de kerk waar ze kunnen. De katholieke gelovigen lijken zich nauwelijks te storen aan de misdragingen van sommige geestelijken. De radicale boodschap van Luther hangt zeker al in de lucht. Maar het lijkt alsof de radicale gezindheid in de Lage Landen minder groot is dan in andere christelijke naties, waarschijnlijk door de mentaliteitsverandering die de Moderne Devotie en het humanisme van de jonge Erasmus hier al  teweeg brengen.” (vrij naar Twan Geurts, pag. 48-49)
(Dat ‘gedoogbeleid’ had soms opmerkelijk succesvolle gevolgen. Erasmus was immers het resultaat van een buitenechtelijke relatie tussen een priester en zijn huishoudster.)
De jonge Erasmus werd door de Moderne Devotie in Deventer opgevoed en kende de werken van de door hem bewonderde Rudolf Agricola die tussen 1480 en 1484 Nijmegen bezocht en een relatie had met een Nijmeegse non. De Nijmegenaar Gerard Geldenhouwer schreef apocrief een levensbeschrijving van Agricola.

In de invloedssfeer van Bourgondië en het Rijnland gelegen en tegelijkertijd behept met een wantrouwende basishouding ten opzichte van de Bourgondiërs en de Habsburgers werd Nijmegen door de sterke economische positie als doorvoerhaven en door de inzet van de schippers die veelal ook koopman waren, op het eind van de 15e eeuw opvallend welvarend temidden van de omliggende steden:

  • Zo mag hertog Adolf in 1465 wel Hertog worden maar, zo schrijft Smetius: “bevestigt de Stad Nijmegen in alle hare regten, privilegiën, brieven en gewoonten, welke sij heeft van de Roomsche Koningen en Keizeren en Hertogen van Gelre en Graven van Zutphen”. Dergelijke bevestigingen waren meer dan een formaliteit, er gingen vaak heftige besprekingen aan vooraf.
  • Nijmegen heeft na 1479 extra voordeel van de belangrijke Grote Gelderse Tol bij Nijmegen omdat de waterwegen naar het noorden verzand zijn. Bovendien hebben de eigen schippers vrije doorgang bij de meeste andere tolplaatsen afgekocht. Daarbij was 50% van de wijnhandel in Nijmeegse handen.
  • De stad zelf investeerde in een stadswerf en de aanleg van een kleine haven. Het stadsbestuur stimuleerde de rivierhandel door belastingen en tollen vrij te stellen.
  • Nijmegen gaat vanaf 1484 eigen munten slaan, eerst zilveren en daarna ook gouden. De munt trok muntslagers naar Nijmegen vanwege het verdwenen werk in de omliggende steden. Ook toen Karel van Gelre zijn macht had geconsolideerd moest  hij de Nijmeegse Munt met lede ogen aanzien, want hij kon de steun van het kritische Nijmegen niet missen. Museum het Valkhof beschikt over een aantal munten uit die tijd. Zie de munten op collectie Gelderland
  • De Commanderie van Sint Jan (vergaderruimte van zowel het stadsbestuur als het Sinter-Claes gilde) wordt in 1495 gevisiteerd door de Johannieters: het verslag hiervan beschrijft hoe het comfort van het gebouw als opvallend luxe werd beoordeeld en vermeldt daarbij de opmerkelijke welvaart van de stad.
  • De Broeders des gemeenten levens vestigen zich in 1470 aan de Lage Markt op verzoek van de burgerij, om onderwijs te verzorgen als aanvulling op de Latijnse school. In  1475 wordt hun werk geconsolideerd met een eigen school aan de Bottelstraat. De invloed van de Moderne Devotie was overigens al eerder in Nijmegen begonnen.
    Een mooi voorbeeld van de invloed van de Moderne Devotie is de ‘Historiebijbel van de Meesters van Otto van Moerdrecht’ die het klooster Sint Agnes in 1453 cadeau kreeg van Joffer Alijt Lauwers. (Zie: Truus van Bueren pag. 159) Het manuscript met 21 miniaturen is bewaard gebleven en hoort volgens contract (“dat convuent voerseyds dese duyssche bibel in geenre wijs vanden collecteer afhendich sullen maken”) in Nijmegen te zijn, een item waar Museum het Valkhof zijn voordeel mee kan doen lijkt me. Voor de zekerheid stelt Alijt een forse boete op het eventueel toch ontvreemden van het boek. (‘die sal van recht den seleen geuen honderd franxrijssche alde schilde’)
  • Het bakkersgilde kon zich permitteren in 1483 een schitterend misboek door de fraters van de Bottelstraat te laten maken. Het misboek ligt in het Valkhof Museum te Nijmegen.
  • In de betaalboeken van een aantal omliggende steden worden opvallend vaak betalingen aan musici uit Nijmegen genoteerd. Blijkbaar waren die musici populair en goede musici enerzijds vanwege de vermelding van hun kwaliteiten anderzijds omdat te lezen is dat zij meer kregen dan de musici uit andere steden.
  • De zilver en goudsmeedkunst ontwikkelt zich: “also gut ende fyn als men te Nymegen alsuc werck gewoenlic  is te maken”
  • In 1484 heeft het Claesgilde schoon genoeg van het financiële gedonder van de adelijke magistraten en eist een stadsrentmeester door hen te benoemen. De koopman als nieuwe stand is bij deze ook in Nijmegen geëffectueerd.
  • Geschilderd wordt er ook, al vanaf eind 14e eeuw. De grondlegger van de Nederlands schilderkunst Johann Maelwael (zie Clemens Verhoeven) was immers een Nijmegenaar, al was hij net als zijn neven de Gebroeders van Lymborch naar de Bourgondische en Franse hoven getrokken. Twee anonieme stukken uit het einde van de 15e eeuw liggen in het Rijksmuseum.

 De Nijmeegse arts Henricus Spijker.(1410/20 Tiel en vanaf 1443 naar Nijmegen)

In 2017 is een handschrift ontdekt van de Nijmeegse arts Henricus Spijker gemaakt tussen 1475 en 1493. Het boek bevat meer dan 25 medische teksten waaronder ook de invloed van de sterren op de gezondheid, instructies over het maken van medicijnen en een geïllustreerd herbarium. Dat een dergelijk zeldzaam exemplaar in Nijmegen werd geschreven en gemaakt toont aan hoe voornaam Nijmegen in die tijd was.

Meester van het Bartholomeusaltaar
  • Terwijl omliggende steden bezuinigen wordt in Nijmegen behoorlijk geïnvesteerd in de Sint Stevenskerk.
  • In Nijmegen waren de burggraven van belang als vertegenwoordigers van het centrale gezag maar ook als vertegenwoordigers van de plaatselijke handelselite. Op het einde van de 15e eeuw zien we bijvoorbeeld een grote invloed van de familie Vighe (Vijghe, Vige)  die het van schippers tot pastoor, schepenen, richters en burggraven hebben gebracht.
    • Petrus Vige, schepen Nijmegen 1428; burggraaf 1451
    • Johannes Vighe, pastoor van de St. Stevenskerk verzoekt in 1461 om kapittelkerk te worden. Bij de verheffing in 1475 wordt hij de eerste deken van het kapittel.
    • Nicolaus Vighe, schepen Nijmegen 1474;
    • Dirk Vige, burggraaf 1482
    • Henrick Vige, burggraaf 1485
    • Henrick Vige, burggraaf pandhouder 1493
  • Ook op intellectueel niveau timmerde Nijmegen aan de weg. Marsilius van Inghen (1340-1396) maakte in de 14e eeuw internationaal carrière als filosoof en theoloog. De humanist en historicus Gerard Geldenhouwer (1482-1542) roemde de Bataven om hun moed en vrijheidszin als voorvaderen. Voor Hugo de Groot een van de redenen om de Bataafse mythe definitief tot grondslag van de Nederlands staat te maken. (Zie Peter Raedts pag. 233)  Ook Rudolf Agricola (1424-1484) bezocht Nijmegen.
  • Op religieus niveau hebben zich intussen vele kloosterorden gevestigd. De alom bekende Johannes Brugman (1400-1473) kwam naar Nijmegen om er zijn laatste dagen te slijten. Zijn graf is helaas verloren gegaan. Wel hebben we nog enige preken en poëzie.

‘Och, eeuwelijk is zo lank’:

Nu laat ons dienen Gode,
Dat rade ik jonk ende oud,
Ende houden zijne geboden
Ende loven loven hem menigvoud,
Dat Hij ons wil beschermen
Al van der hellen stank
Ende van dat eeuwelijk kermen.
Och, eeuwelijk is zo lank!
(Zie: Anton van Duinkerken pag. 58)