1492

In 1492 wordt de wereld groter. Niet alleen de ontdekking van Amerika, maar in veel opzichten gebeurt er veel op weg naar de wende van 1500. Allerlei zekerheden komen op losse schroeven te staan en de maatschappij in volle breedte ontwikkelt nieuwe mogelijkheden en ideeën. Waar politiek, ethiek en religie onscheidbaar leken ontstaan met name door de opkomst van een meer zelfbewuste klasse van handelaren scheuren in deze vanzelfsprekendheid.

De Pauselijke Staat wankelt op de rand van anarchie

Paus Innocentius VIII (1484-1492) was een hopeloze nulliteit gebleken. (Zie: John Norwich) Hij was geneigd tot nepotisme, al strooide hij zijn baantjes niet rond onder zijn neefjes, maar onder zijn eigen kinderen die hij had verwekt bij zijn minnares. Zijn liederlijke zoon  Franceschetto huwde hij uit aan de dochter van Lorenzo il Magnifico in ruil voor een kardinaalsbenoeming voor Lorenzo’s dertienjarige zoon Giovanni. Lorenzo waarschuwde nochtans zijn zoon voor de gevaren van Rome: “die vergaarbak van alle verdorvenheid”.  De opvolger van Innocentius werd Rodrigo Borgia die de naam Alexander VI (1492-1503) aannam. Wat deze paus miste was ook maar het minste greintje religieus besef. Dat hij louter en alleen in het kerkbedrijf zat om er zo veel mogelijk uit te slepen, stak hij niet onder kerkstoelen of kerkbanken. (Zie: John Norwich) Geestelijk gezag vanuit de christelijke inspiratie overdragen wordt dan wel heel moeilijk en al de onrust en wanorde die daaruit ontstond was ook te merken in Nijmegen.

Godsdienst onder druk

Er kwamen meerdere soorten bewegingen die ofwel een nieuwe richting op wilden gaan binnen de kerk ofwel een nieuwe leer buiten de kerk verkondigden. De godsdienst komt los te staan van politieke vanzelfsprekendheid. “De christelijke godsdienst is noch in zijn verdorven noch in zijn ideale gestalte geschikt om maatschappij bevestigend te zijn”. (Zie: Jan Lindhart pag. 60)
Een prachtig voorbeeld is een citaat uit het elfde hoofdstuk van het tweede boek van de Discorsi van Machiavelli:

De godsdienst van de oudheid… heeft alleen maar die mensen verheerlijkt die zeer veel aardse roem verworven hebben zoals legeraanvoerders en grote staatslieden. Onze godsdienst daarentegen heeft meer roem verleend aan nederige en beschouwende dan aan actieve mensen. Bovendien heeft  zij in de nederigheid, de verworpenheid en de verachting van het aardse het hoogste goed gezien, terwijl men dat in de oudheid juist zag in de grootheid van geest, de sterkte van lichaam en alle andere zaken die iemand kracht kunnen verlenen. Als onze godsdienst kracht van je vraagt, wil zij in feite meer dat je in staat bent om lijdzaam te verdragen dan dat je krachtig op kunt treden. Welnu, het is duidelijk dat deze  manier van leven de wereld zwak heeft gemaakt en ten prooi heeft doen vallen aan misdadige figuren die haar in alle rust naar hun hand kunnen zetten. Want het is een onmiskenbaar feit dat de grote massa, om maar in de hemel te kunnen komen, meer geneigd is de klappen die zij krijgt, te verdragen dan te wreken. En hoewel het lijkt alsof de wereld tot verwijfdheid vervallen is en de hemel van haar wapenen beroofd, moet de oorzaak van dit alles toch zonder twijfel gezocht worden bij de lafhartigheid van de mensen, die onze godsdienst uitgelegd hebben in de zin van een passief berustende aanvaarding en niet in de zin van een actief naar buiten tredende energie. (Zie: Frans van Dooren pag. 37)