De betekenis van bloemen

Om op een snelle manier achter de betekenis van bloemen te komen staan er vele lijsten op het internet. Ook in beschrijvingen van schilderijen uit de 15e eeuw worden de geschilderde bloemen en planten vaak breeduit besproken. www.kerktuinnpbwassenaar.nl geeft goede informatie.

‘ Heer Jezus heeft een hofken’

Naast poezie, litteratuuronderzoek en beschrijvingen van afbeeldingen is een bijzonder aardige bron het lied.

Zuster Bertken (1426-1514); ‘Ik was in mijn hoofkijn om kruid gegaan’

Mijn hoofkijn moet ik wiën tot alre tijd;
Nochtans kan ik ’t klaar gehouden niet.
Hierin zo moet ik zaaien leliënzaad,
Dat moet ik vroeg beginnen in de dageraad.
Als Hij daarop laat dauwen, die minre mijn,
Zo zal dit zaaien schier beleven zijn.
De leliën ziet Hij geerne, die minre mijn,
Als zij te rechte bloeien en zuiver zijn.
Als de rode rozen daaronder staan,
Zo laat Hij zijnen zoeten dauw daarover gaan.
Als Hij daarop laat schijnen der zonnen schijn,
Zo verblijden alle krachten der ziele mijn.
Jezus is zijn name, die minre mijn,
Ik wil Hem eeuwelijk dienen en zijn eigen zijn.
… (Zie: Antoon van Duinkerken pag. 64)

Van het lied hebben we een gezang dat in het begin van de 16e eeuw is genoteerd maar al eerder daarvoor werd gezongen.

Heer Jezus heeft een hofken, daar schoon bloemkens staan.
Daarin zoo wil ik plukken gaan, ‘t is wel gedaan.
Men hoort daar niet dan engelenzang en harpgespel,
Trompetten en klaretten en die veelkens al zo wel.
Die leliekens, die ik daar zag, zijn zuiverheid,
die zoete violetten zijn ootmoedigheid.
De schone purperroze was de lijdzaamheid,
de schoon vergulde goudebloem gehoorzaamheid.
Nog was er een, die boven al spande de kroon:
Coron imperiale, ‘t was de liefde schoon.
Maar d’allerschoonste beste bloem al in dat hof,
Dat was den Here Jesus zoet, dus zij Hem lof.
Och Jesus, al mijn gebed en al mijn zaligheid,
Maak van mijn hert Uw hoveken, het is bereid.

In de Engelse traditie werd het lied overgenomen en vertaald door G. R. Woodward in 1848 als ‘King Jesus Hath a Garden’ Deze ‘carol’  geniet tot in het heden een grote populariteit. De oorspronkelijk Nederlandse versie kan men in het muziekonderwijs voor kinderen nog tegenkomen.

King’s College Cambridge

Paradijstuintje, Anoniem omstreeks 1420

Dit kleine, maar veelbesproken paneel toont ons Maria in een boek bladerend. Het Jezuskind aan haar voeten tokkelt op een psalterium van een type dat ook Hans Memlinc schilderde. De H. Cecilia houdt het instrument vast. Van de twee andere heilige vrouwen plukt de een kersen (de heilig Dorothea) en schept de andere water met een gouden lepel. Rechts onderhoudt een engel zich met twee rijke jonge mannen.

De schilder was behalve planten- ook vogelkenner. De kleurigste heeft hij uitgekozen: IJsvogel, Hop, Wielewaal, Puttertje, Roodborst, Koolmees, Klapekster en Goudvink.

Ter ere van de moeder Gods is de hele ommuurde tuin gestoffeerd met enige van de populairste planten uit symboliek en volksgeneeskunde.
Aan de voet van Maria en Cecilia de nederigste kruiden: viooltje, sleutelbloem, lenteklokje, bosaardbei, madelief, margriet, lelietje-der-dalen. Onder dat kleingoed langs de bron zijn de weegbree, ereprijs en paarse dovenetel te vinden. Langs de muur groeit een roos, salie, prikneus, judaspenning, muurbloem, Duitse lis en rood- en witbloeiende heemst. Geheel rechts -als enige niet wilde West-Europese soort – de witte lelie, vast symbool van Maria’s maagdelijkheid. Op de voorgrond, achter de akelei en rustend op een bed van maagdenpalm, een dood reptiel, mogelijk als een toespeling op het bezworen kwaad in dit zo paradijselijk en innig tafereel.
Het voorkomen van zoveel heilzame planten die ten dele als Mariaplanten zijn op te vatten, illustreert, hoe de wilde flora als belangrijk werd ervaren. Het behoeft geen betoog, dat nog maar een klein deel van de door deze meester gekozen planten in de wilde flora van onze industrielanden optreedt. ( Uit: Langs ‘s Heren wegen, door Ton Kwinkelenberg)